In het begin was er niets. Een volmaakt niets. Het niets dat volgt als twee tonen elkaar doven; geluid en anti-geluid.
Na een eeuwigheid werd het evenwicht verstoord. Een rimpeling in de leegte. Het niets viel uiteen in de samenstellende elementen, als wit licht dat in een prisma gebroken wordt tot een waaier van kleuren.
De chaos die volgde markeerde de geboorte van het Al met haar verscheidenheid aan bewoners. De toekomst was begonnen, en het kronkelige moeilijke pad naar een nieuw evenwicht was geopend. Aan het eind wachtte een stralend vergezicht, waarin kracht en tegenkracht perfekt in balans zouden zijn.
De uitdaging moest worden aangegaan door ieder levend wezen.
Achterblijven was geen optie, stilstand was achteruitgang. Een voor een betraden de verschillende volken van het Al het pad, het oudste dus meest ervaren – gidsvolk voorop. Aanvankelijk aarzelend, elkaar nu en dan tegenwerkend, maar met een groeiend zelfvertrouwen maakten de tot elkaar veroordeelde reisgenoten
gebruik van de elementen om vooruit te komen. Met het vorderen van de tijd verdween geleidelijk het wederzijdse wantrouwen en werden hun bewegingen sierlijker, hun gesprekken sprankelender, en hun gedachten zuiverder, vervuld als zij waren van hun eindbestemming.
De reis erheen was lang, maar het te bereiken doel stond steeds helderder voor de geest van ieder: Volmaaktheid in contrast, in tegenstelling een, een perfekte balans van polen en tegenpolen, zoals aarde en lucht, water en vuur…
De ultieme reisbestemming.